Politierechter vrijdagochtend 13 juni

UTRECHT – Wegens mishandeling van de chauffeur van een winkelwagen is de 33-jarige utrechter J.V. door de politierechter veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week en 750 gulden boete. Dit was ook geëist. Bovendien moet hij 635 gulden schadevergoeding betalen aan het slachtoffer.

vrijdag 13 juni 1986

V. was op 4 juni vorig jaar met zijn broer aan het werk op een bouwterrein aan de Ahornstraat. Toen hij had gehoord dat de winkelwagen over de trekhaak van een bouwlift zou hebben gereden, was hij met zijn broer in een auto achter de wagen aangegaan en had die in de Boomgaardlaan klemgereden. Nadat de broers de winkelwagen binnen waren gegaan, was het tot een worsteling gekomen, waarbij harde klappen waren gevallen. Hierbij had ook de broer van de verdachte zich niet onbetuigd gelaten. Die is echter niet vervolgd. De winkelier liep blijvende schade aan zijn bovengebit op.

“Ordinair eigen rechter spelen. Dat willen we hier niet hebben. Daar moet de politie aan te pas komen”, hield officier van justitie Mr. M. van Capelle de verdachte voor.

Mr. L. Agterberg, die de utrechter verdedigde, bracht naar voren dat zijn cliënt zo fel had gereageerd omdat de trekhaak al eens eerder door een aanrijding was beschadigd. “Toen had hij 1.200 gulden schade zelf moeten oplossen”, aldus de raadsman.

Politierechter Mr. Th. Clarenbeek wees de schadeclaim slechts gedeeltelijk toe, omdat hij niet V., maar diens broer voor de schade aan het gebit van het slachtoffer verantwoordelijk stelde.

UTRECHT – De 19-jarige Nieuwegeiner C.G. is vrijdag door de Utrechtse politierechter vrijgesproken van lokaalvredebreuk, omdat hij de dagvaarding te onduidelijk vond opgesteld. Tegen G. was een boete van 500 gulden geëist, omdat hij zich in weerwil van een verbod, op 29 oktober vorig jaar toch in de Randdijk-mavo in zijn woonplaats had bevonden.

De jongen behoorde tot een groepje dat zich voortdurend hinderlijk gedroeg door onder meer tijdens de lessen de lokalen binnen te dringen. Daarom werd hem op 23 november ‘84 door B. en W. een verbod opgelegd om de school te betreden. G. verklaarde dat hij de school in was gegaan om zijn vriendin te zoeken, omdat hij zelf geen sleutel had van de woning. Hij verklaarde nu te werken en geen tijd meer te hebben ‘om de zaak te verzieken’.

Terug